Betere juridische samenwerking tussen lidstaten bij kinderontvoering

Gepubliceerd op 19 januari 2018

Europeanen worden steeds mobieler, trouwen vaker over de grens heen en krijgen vaker kinderen met een partner uit een ander land. Wetgeving die deze mobiliteit faciliteert moet dus met de tijd meegaan en daarom moeten ook de regels rondom juridische samenwerking tussen de lidstaten meegroeien om eventuele geschillen op te kunnen lossen. De herziening van deze regels (de zogeheten Brussel II bis-verordening) hebben we deze week in het parlement goedgekeurd.

De verordening bevat onder andere regels voor echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, maar ook voor geschillen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid in situaties met een grensoverschrijdend karakter. Want wat als er bij een dergelijke scheiding een kind betrokken is, en dit kind wordt tegen de wil van een van de ouders meegenomen naar een andere lidstaat?

Bij een dergelijke ontvoering van een kind is het van belang dat het kind zo snel als mogelijk kan terugkeren naar het land van oorsprong. Echter is gebleken dat de terugkeerprocedure niet in alle gevallen efficiënt heeft gewerkt. Onduidelijkheid over de juridische termijnen, oneindige beroepsprocedures tegen terugkeerbesluiten en gebrek aan expertise in dergelijke complexe zaken zijn een aantal oorzaken, vandaar dat de regels rondom de terugkeerprocedure zijn aangepast. Als parlement hebben we tevens de nadruk gelegd op de waarborging van het recht van het kind om gehoord te worden en hebben we het belang van bemiddeling benadrukt als sneller, goedkoper en vaak effectiever alternatief voor rechtszaken. Een alternatief waar we met name in Nederland goede ervaringen met hebben die we graag delen met andere Europese landen.

 

Foto: 

Terug naar het overzicht